
Vraag jij jezelf wel eens af waarom sommige mensen veel beter presteren dan anderen? Waarom de één doordringt tot de top van zijn vak en anderen achterblijven? Aardige kans dat je dit toeschrijft aan bepaalde aangeboren talenten. Uit wetenschappelijk onderzoek komt een ander beeld naar voren. Iedereen kan ergens heel goed in worden. Mits….?!
Wetenschappers doen al jaren onderzoek naar wat toppers onderscheidt van de mindere goden. In de laatste decennia zijn we daardoor veel te weten gekomen. Het onderzoek leidt vooral tot de conclusie:
“Talenten worden niet zozeer geboren, ze worden gemaakt.”
Muziektalent
Begin jaren negentig deed K. Anders Ericsson (tegenwoordig werkzaam op de Universiteit van Florida) samen met twee collega’s een interessant onderzoek op de prestigieuze Hochschüle für Musik in Berlijn. De onderzoekers wilden weten waarom sommige studenten het schopten tot virtuozen en anderen bleven hangen in relatieve middelmatigheid. Ze bestudeerden de geschiedenis van een groot aantal studenten. Het onderzoek volgde de studenten van hun vijfde tot hun twintigste levensjaar.
Bij de start op het vijfde levensjaar was er nauwelijks verschil tussen de kinderen. Ze oefenden gemiddeld twee tot drie uren per week. Maar rond het achtste levensjaar ontstonden er geleidelijk verschillen. Degenen die later een uitzonderlijke status bereikten gingen meer oefenen:
- 9 jaar: 6 uren per week
- 12 jaar: 8 uren per week
- 14 jaar: 16 uren per week
- 20 jaar: meer dan 30 uren per week
Uiteindelijk leidde dit tot grote verschillen in de totale studietijd:
- Muziekleraren: circa 4.000 uren
- Goed speler: circa 8.000 uren
- Virtuozen: meer dan 10.000 uren
Het interessante van het onderzoek is dat men geen natuurtalenten kon ontdekken. De onderzoekers vonden evenmin mislukte doorzetters. Deze conclusies zijn later nog vele malen bevestigd in aanvullend onderzoek (in andere disciplines).
De resultaten zijn ook in lijn met eerder onderzoek van Nobelprijswinaar Herbert A. Simon en William Chase aan de Carnegie Mellon Universiteit. Zij concludeerden al in de jaren zestig dat het heel veel oefening vergt om door te dringen tot de top in een bepaalde discipline. Simon stelde een ruwe vuistregel op: circa tien jaar intensief oefenen.
Baart oefening wel kunst?
Sommige mensen zullen ongetwijfeld protesteren:
“Ik doe al jaren aan [vul zelf maar in] en train hard. Ik heb een aardig niveau bereikt, maar in vergelijking tot anderen zijn mijn prestaties gemiddeld (of slecht).”
Ook daarvoor vonden de onderzoekers een verklaring. De meeste mensen leren snel wanneer ze zich op een nieuwe activiteit storten. Daarna vlakt de leercurve af en komt de vooruitgang tot stilstand. Waarom ontwikkelen sommigen zich dan wel verder? Het heeft te maken met ‘gericht oefenen’. Als je eindeloos dezelfde dingen blijft oefenen, of alleen voor de lol wedstrijdjes speelt, maak je op een gegeven moment geen vorderingen meer. Of in ons beroep: wanneer je uitsluitend verkoopgesprekken voert, zonder gerichte training of objectieve feedback, blijf je stilstaan. De virtuozen onder ons oefenen gericht.
Schakers bekwamen zich in bepaalde situaties en golfers stellen zich ten doel om een bal 80% van de tijd binnen een bepaald vlak te plaatsen. Het draait om uitdagingen die net boven hun huidige vaardigheidsniveau liggen. Door telkens – stapje voor stapje – de lat hoger te leggen maken deze mensen wonderbaarlijke vooruitgang.
Conclusie: oefening alleen baart geen kunst. Gerichte oefening baart kunst.
Waarom heeft training soms zo weinig effect?
Hiermee is meteen een verklaring gevonden waarom algemene training niet de gehoopte effecten oplevert. Er zijn twee knelpunten:
- Het woord ‘algemeen’.
- Een gebrek aan voortzetting van de training.
Bij beginners doet een algemene training vaak wonderen. Na een verkooptraining van één of enkele dagen kunnen verkopers geweldige vorderingen maken. Daarvoor moeten ze gericht gaan trainen op de in de training besproken vaardigheden. Dat is regelmatig de ontbrekende schakel:
“De follow-up in de vorm van gerichte coaching van de trainee.”
Wanneer die follow-up er bij inschiet blijven dat zaken niet hangen. De redenen?
- De trainee moet aan de slag gaan met wat hij heeft geleerd (= doorgaan met trainen).
- Men vergeet gemakkelijk wat er is besproken.
- Bij mislukkingen vallen veel mensen terug in het oude gewoontegedrag.
Wil je alles uit een training halen? Zorg dan dat er ruimte is om te oefenen en blijf er mee bezig. Creëer nieuwe patronen. Dat gaat niet van de ene dag op de andere. Geef elkaar feed-back.
Succes is een keuze
Wetenschappers hebben goed in kaart gebracht waarom sommige mensen veel beter presteren dan anderen en zich blijven doorontwikkelen. De toverwoorden zijn gedisciplineerd:
- Experimenteren (nieuwe uitdagingen aangaan).
- Daarvan leren.
- En opnieuw doen, maar dan net ietsje beter.
Het grote probleem is motivatie. De extra gerichte training is een pijnlijk proces. Denk maar aan Sven Kramer. Het grappige is dat hij aanvankelijk door niemand als een talent werd gezien. Hij heeft zich geleidelijk ontwikkeld. Daarvoor waren geweldige (pijnlijke) inspanningen noodzakelijk. Sven heeft een enorme interne drive. Deze drive of motivatie ontbreekt bij veel mensen. De vraag waarom de een die motivatie wel heeft en de ander niet, is lastig te beantwoorden.
Aangeleerde hulpeloosheid
Stel jezelf de volgende situatie eens voor. Je krijgt de opdracht om via koude acquisitie nieuwe klanten te werven. Hoewel je er als een berg tegen op ziet, begin je aan deze lastige taak. Je probeert het. Het mislukt. Je probeert het nog een keer. Het loopt opnieuw verkeerd af. Je doet nog een poging. Het mislukt opnieuw. Na meerdere mislukte pogingen geven veel mensen het vervolgens op. Ze redeneren:
‘Hiervoor ben ik niet in de wieg gelegd. Voor dit werk heb je een aangeboren talent nodig. En dat heb ik niet!’
Dus staken ze hun pogingen. Toch gaat niet iedereen op deze manier met tegenslagen om. Er zijn ook mensen die het, ondanks dezelfde tegenslagen, wel blijven proberen. Ze volharden, gaan experimenteren en verbeteren stap voor stap hun vaardigheden. Net zo lang totdat het wel lukt!
Waarin zit het verschil?
Het heeft volgens professor Carol Dweck (Stanford University) alles te maken met de mentale houding van mensen. Ze onderscheidt twee verschillende houdingen (mindsets). Talent (of intelligentie) is:
- Een vaststaand gegeven (fixed mindset),
- Iets dat je kunt ontwikkelen (growth mindset).
Vanuit deze verschillende houdingen hebben mensen de neiging om anders om te gaan met tegenslagen. Wanneer mensen denken dat ze ergens geen talent voor hebben en ze worden geconfronteerd met tegenslagen, dan hebben ze de neiging er geen energie meer in te stoppen. Andersom, wanneer mensen denken dat talent iets is dat ze kunnen ontwikkelen nemen ze vaak de houding aan:
“Als ik er meer energie in stop, dan lukt het me vast wel.”
Het gaat nog verder. Het geloof dat talent of het ontbreken ervan een vaststaand gegeven is brengt mensen er toe dat ze hun fouten niet willen toegeven, hun reputatie niet op het spel durven zetten en minder moeite doen om fouten te herstellen.
Zie je hersenen als een spier
Als je tegen jezelf aankijkt als een project in ontwikkeling, dan is de kans groot dat je denkt:
“Hier ga ik aan werken!”
Je presteert na verloop van tijd beter. In een experiment werd kinderen geleerd dat hun hersenen op spieren lijken. De leraar vertelde zijn leerlingen:
“Je hoofd wordt sterker naarmate je het meer gebruikt.”
Aan de hand van deze overtuiging namen de prestaties van de leerlingen toe in vergelijking tot leerlingen die denken:
“Aan mijn hoofd valt niets te verbeteren, mijn intelligentie is een vaststaand gegeven!”
Na verloop van tijd waren de verschillen in prestaties aanzienlijk.
Hoe zit het dan met ‘wonderkinderen’?
Ook grote namen uit de geschiedenis, zoals Mozart, Edison, Bobby Fischer, Madame Curie, Darwin en Cézanne, of meer recent Tiger Woods (zijn vader drukte de jonge Tiger al na 18 maanden een golfclub in zijn handen) en de schakende Polgar zusjes (zij kregen een schaakopvoeding) danken hun faam niet aantoonbaar aan hun talenten. Ze werkten er ongelooflijk hard en met veel passie aan. Van topschakers is bijvoorbeeld bekend dat ze vaak wel 8 uur per dag trainen.
Hard werken, passie en discipline, zo blijkt, geven mensen een veel grotere kans op succes dan bijvoorbeeld hun IQ. Sommige topschakers hebben een laag IQ, maar leveren toch fenomenale prestaties op de 64 velden van het schaakbord.
Speelt aanleg dan helemaal geen rol?
Nou dat is ook weer niet waar. Mensen die ergens talent voor hebben leren sneller dan mensen die dat niet hebben. Maar het is ook wel een beetje het kip en het ei-verhaal. Schaakwereldkampioen Magnus Carlsen heeft vast wel meer talent dan de gemiddelde clubschaker. Maar ook hij werkte van jongs af aan ontzettend hard aan zijn schaakcapaciteiten. En nog steeds besteedt hij heel veel tijd aan zijn vak.
Lof toezwaaien?
Uit onderzoeken blijkt ook dat de manier van prijzen belangrijk is voor de ontwikkeling van talenten.
- Fout is: “Wat ben jij toch fantastisch. Je hebt hiervoor een aangeboren talent!”
- Goed is: “Wat heb je toch hard gewerkt!”
Iemand prijzen om zijn talenten werkt een verstarde mentale houding in de hand. Iemand prijzen om zijn inspanningen geeft de ander het gevoel dat hij zichzelf ontwikkelt. En dat maakt een groot verschil. Hiermee is dus niet gezegd dat genen geen invloed hebben. Natuurlijk is die er. Maar het is vooral wat je er mee doet dat telt.
Stappenplan voor excellente prestaties
- Word steeds beter. Benader elke voor je functioneren belangrijke taak met het doel er beter in te worden.
- Reflecteer. Terwijl je de taak uitvoert, vraag jezelf telkens af wat er gebeurt en waarom je het op die manier doet.
- Lok feedback uit. Lok na het voltooien van de taak (via diverse bronnen) feedback uit. Verander je aanpak indien noodzakelijk.
- Leg de lat hoger. Blijf continu bouwen aan mentale modellen voor je situatie, je beroep en je bedrijf. Voeg telkens nieuwe factoren aan de modellen toe. Leg de lat hoger.
- Doe het vaak. Doe het met grote regelmaat.
(Stappenplan ontleend aan What it takes to be great – Geoffrey Colvin (Fortune Magazine)
Aanbevolen literatuur
- The Expert Mind – Philp E. Ross (Scientific American Magazine)
- The secret to raising smart kids – Carol S. Dweck (Scientific American Mind)